Reisverhaal Kinderboekenweek

Oom Dagobert en het gouden beeld  – op reis naar Griekenland

Schrijvers:

Laura, Sarah, Caitlynn, Delilah, Emmely, Roos, Thijmen, Marissa, Emmely

———————————————————————————————————————————————————————————————————————————-

Dagobert Duck heeft een plan! Hij heeft gehoord dat er in Griekenland een gouden beeld begraven ligt. ‘Dat beeld ga ik opgraven,’ zegt hij. ‘Dat past goed in mijn geldpakhuis!’

Maar hoe kom je in Griekenland als je geen geld wilt uitgeven aan de taxi of aan een vliegtuig?

Dat is lastig.

Triiiiiing!

Er wordt aangebeld.

Mickey Mouse staat voor de deur. Met zijn taxi. ‘Dag oom Dagobert,’ zegt hij. ‘U kunt instappen in mijn taxi. Dan breng ik u naar Griekenland.’

‘Nee, dank je,’ zegt Dagobert. ‘Dat is me veel te duur. Ik zoek een vervoermiddel waarmee ik gratis in Griekenland kom.’

‘Ik wil wel wat voor u uitvinden,’ zegt Willie Wortel, en hij gaat aan het werk.

Een dag later komt hij terug met een speciale machine. Een machine waarmee je iemand kunt teleporteren.

‘Heel fijn,’ zegt Dagobert, en hij stapt in de machine.

Woesssjjjj!

Daar vliegt hij de lucht in.

Maar o nee! Wat is dat? De machine doet het niet meer.

Daar zitten de Zware Jongens achter. Die hebben een onderdeel van de machine kapot gemaakt.

Dagobert valt naar beneden en komt in de woestijn terecht.

Wat nu? Waar moet hij heen?

O, gelukkig! Er komt een taxi aan. ‘Wilt u met ons mee rijden?’ vraagt de chauffeur.

‘Als het maar gratis is,’ zegt Dagobert, en hij stapt in. ‘Ik ben op weg naar Griekenland. Daar ga ik een gouden beeld opgraven.’

Ze rijden een heel eind, door de woestijn, en dan naar Griekenland. Als ze vlak bij het gouden beeld zijn, stopt de taxi.

De chauffeur stapt uit en doet de deuren op slot.

‘Hé!’ roept Dagobert. ‘Laat me eruit!’

‘Dat had je gedacht!’ zegt de taxichauffeur. Hij lacht heel gemeen.

En dan ziet Dagobert het. Het is een van de Zware Jongens. Help!

Wat moet hij nu?

‘Oom Dagobert!’ roept een stem.

Het is Kwik. Hij is samen met zijn broertjes stiekem mee gereisd met oom Dagobert. En hij heeft de autosleutel van de Zware Jongens afgepakt. Hij wil oom Dagobert uit de auto bevrijden. Maar helaas. De deuren van de taxi zijn zo erg ingedeukt dat ze niet meer open kunnen.

‘Help!’ zegt oom Dagobert. Hij bonst op de raampjes. ‘Ik heb honger en dorst!’

‘We kunnen u niks geven!’ roept Kwak. ‘De raampjes zitten dicht.’

‘Daar ligt een hamer!’ roept oom Dagobert. ‘Daar kun je de deuren mee open maken!’

Kwik, Kwek en Kwak proberen de hamer te pakken, maar hij is veel en veel te zwaar.

Het is vreselijk heet in de auto. Wat moeten ze doen?

Ineens ziet Dagobert de reservesleutel van de auto liggen. Hij steekt hem in het contactslot, de motor gaat aan, en hij rijdt weg. De neefjes gaan snel op het dak zitten, want ze kunnen niet naar binnen.

Ze rijden door Griekenland.

Het is zo heet dat de benzine opdroogt.

sputterdesput!

De auto staat stil.

Maar wie komen daar aan?
Het zijn de Zware Jongens. Ze hebben het gouden beeld gevonden, en sjouwen het naar de auto toe.

Ze krijgen de auto open, leggen het beeld erin, en vullen de tank met benzine.

En ze rijden door.

Die arme oom Dagobert.

Hij zit in de auto met een stel boeven die zíjn gouden beeld hebben gestolen.

Hé, maar wie staat daar midden op de weg?

Het is Guus Geluk. Hij houdt de auto tegen, duwt de Zware Jongens eruit, en geeft oom Dagobert een heel goeie fles drinken.

Oom Dagobert drinkt de fles in één keer op. ‘Dat was lekker,’ zegt hij. ‘Dank je wel dat je me gered hebt, Guus. Maar ik heb nu wel buikpijn.’

‘Ga maar even slapen,’ zegt Guus. ‘Dan gaat het wel over.’

Oom Dagobert rolt zijn slaapzak uit aan de kant van de weg. Hij valt al snel in slaap. Maar middenin de nacht komen de Zware Jongens aangeslopen. Ze stelen het gouden beeld weer, en sjouwen het de berg op.

Donald Duck is intussen ook in de buurt. Hij is zo moe, dat hij zomaar valt. Bovenop een ton. De ton valt omver, en rolt naar beneden, voor de voeten van de Zware Jongens.

Die vliegen zomaar door de lucht, de berg af.

En als oom Dagobert wakker wordt, wie staat er dan voor hem met het gouden beeld? Het is oom Donald!

‘Laten we nu maar met de bus gaan,’ zegt Donald. ‘Want deze taxi is niet veel soeps.’

Ze tillen het gouden beeld in de bus. De buschauffeur geeft gas. Eindelijk gaan ze op weg naar huis.

Maar wie komen daar ineens tevoorschijn in de bus?

Het zijn de Zware Jongens!

‘En nu ben ik het zat!’ zegt oom Dagobert, en hij schopt de Zware Jongens zo de bus uit.

———————————————————————————————————————————————————————————————————————————-

Pech met een luchtballon

Schrijvers

Joséphine, Isa, Guus, Nina, Faye, Emmy, Dorien en Elise, Lars, Jort, Hajo, Luuk

———————————————————————————————————————————————————————————————————————————-

Het is zaterdagmiddag, en Joséphine, Isa, Guus, Nina, Faye, Emmy, Dorien, Elise, Lars, Jort, Hajo en Luuk zijn in de bibliotheek.

Ineens zien ze een luchtballon naar beneden komen. Hij landt op het grote parkeerterrein naast de bibliotheek.

‘Willen jullie mee?’ vraagt Jakob, de man van de luchtballon. ‘Stap maar in.’

De kinderen klimmen allemaal in het mandje, en helpen om het vuur flink op te stoken. De luchtballon schiet omhoog.

‘Dit gaat niet goed!’ roept Faye. ‘Kijk nou, we zijn wel twintig meter hoog!’

‘Kijk daar!’ zegt Joséphine. ‘Daar zijn de weilanden van Onnen!’

‘O nee!’ roept Emmy. ‘Daar komt een vogel aan!’

Het is een specht met een bijzonder scherpe snavel. Hij vliegt op de ballon af en prikt er een gat in.

Pffffff

SSSSSSSSSSjjjj

BAM!

De luchtballon loopt leeg, en de kinderen vallen met mand en al naar beneden.

‘Neeeee!’ roept Dorien. ‘Waar zijn we?’

‘Het stinkt hier,’ zegt Guus.

‘Dat klopt,’ zegt Hajo. ‘We zijn in een vuilnisbak terechtgekomen.’

‘Ieeeuw,’ zegt Luuk. ‘Daar ligt een vuile luier.’

Ineens horen de kinderen een heel eng geluid. Het klinkt als huilen. Maar dan heel hard.

OEEEEEEEE

‘Wat is dat voor eng geluid?’ vraagt Josephine.

‘Volgens mij is het een wolf zegt Nina.

‘Laten we snel wegrennen.’

‘We moeten hulp halen,’ zegt Lars. ‘Kijk daar! Een man op een motor!’

De man is kaal en hij draagt een leren jasje.

‘Stop!’ roept Jort. ‘Meneer!

Er zit een wolf achter ons aan. Mogen we uw motor even lenen?’

‘Nee,’ zegt de meneer op de motor.

De kinderen duwen hem aan de kant, en gaan op de motor zitten.

Emmy zit achter het stuur. Ze is zo slim om niet langs het kanaal te gaan. Ze gaat gewoon langs de rivier.

‘Nu mag ik sturen,’ zegt Lars. Hij neemt het stuur over. Maar o nee, hij stuurt per ongeluk naar de rivier. 

PLONS!

De kinderen vallen met motor en al in het water. Gelukkig kunnen ze goed zwemmen, en ze zwemmen snel naar de kant.

Maar wat steekt daar voor vin boven het water uit?

Is dat echt een haai?

Ja, het is een haai, en hij wil de kinderen bijten.

Gelukkig is Hajo niet bang. Hij slaat de haai met een stok op zijn neus.

De kinderen klimmen uit het water en lopen terug naar Hoogezand. Het is een flink eind. Maar daar komt een paard en wagen aan. Een paar kinderen klimmen op de rug van het paard, een paar anderen gaan in de kar. Snel, terug naar huis.

En daar staat de wolf ons op te wachten…

——————————————————————————————————————————————————————————————————————————–

Pret met een raket

schrijvers:

Marilynn, Ina, Xiaoyi, Nihad, Amani, Yiming, Luuk, Guus, Eva, Muhiim, Demi

——————————————————————————————————————————————————————————————————————————–

‘Allemaal instappen!’ roept Marilynn. ‘We gaan vertrekken!’

Ina, Xiaoyi, Nihad, Amani, Yiming, Luuk, Guus, Eva, Muhiim en Demi stappen de raket in, en ook oma stapt in.

‘Gordels om!’ zegt Marilynn. ‘Oma ook. Anders valt u er uit.’

‘We gaan aftellen,’ zegt Nihad.

En de kinderen tellen samen af.

Tien

negen

acht

zeven

zes

vijf

vier

drie

twee

een

nul

Pssssjjjj

Daar gaan ze de lucht in. Wat gaat het hard! De kinderen worden naar achteren geduwd in hun stoelen.

‘Wat is Hoogezand klein!’ zegt Yiming.

‘Kijk, nu kun je de hele aarde zien,’ zegt Guus. ‘Het lijkt wel een voetbal.’

‘Wat zijn die dingen die we nu zijn?’ vraagt Demi.

‘Dat zijn satellieten,’ zegt Luuk.

Oei.

Wat is dat?

Het is ineens zo stil. En het lijkt wel of de raket op dezelfde plek blijft hangen.

‘Nee hè,’ zegt Nihad. ‘De motor is stuk. Hij is uitgevallen.’

‘Oooo,’ zegt Muhiiim. ‘Dat is wel heel erg. Zonder motor kunnen we niet verder. En we kunnen ook niet meer terugvliegen.’

‘Dan moeten we hier maar blijven slapen,’ zegt Amani. ‘In de ruimte.’

‘Waar zijn onze bedden?’ vraagt Ina.

‘Er zijn geen bedden. We moeten slapen op de grond. Of op onze stoelen.’

‘Hebben we ook wat te eten hier?’ zegt Nihad.

Xiaoyi kijkt om zich heen. ‘Nee, niks.

We hebben ook geen water. En ook geen ranja.’

‘Hé,’ zegt Muhiim. ‘Ik heb iets gevonden!’

Ze wijst naar de stapel met parachutes.

De kinderen doen hun parachutes om, maken het deurtje open en springen uit de raket.

Woesjjj

Ze vallen naar beneden.

‘Hé!’ roept Nihad. ‘We hebben geen ruimtepak aan.

Dus we moeten onze adem inhouden.’

De kinderen houden hun adem in, terwijl ze vallen

en vallen

en vallen.

Eindelijk zijn ze weer in de atmosfeer.

Eindelijk kunnen ze weer ademhalen.

Maar o nee.

Wat is dat?

Nihad schiet ineens naar beneden.

Haar parachute is kapot.

Gelukkig weet Muhiim wat ze moet doen. Ze vliegt naar beneden om Nihad te pakken, en ze gaan samen verder met één parachute.

De kinderen komen terecht op een strand in Afrika.

‘We gaan eerst maar eens slapen,’ zegt Guus.

‘Of we gaan lekker spelen en zwemmen,’ zegt Luuk.

‘Dat kan ook,’ zegt Guus. 

Het is fijn om in zee te zwemmen. Er zijn geen kikkers.

Maar er is wel een haai. Hij komt aanzwemmen, en probeert Luuks hand op te eten.

Gelukkig ziet Amani wat er gebeurt.

Ze springt in zee, zwemt naar Luuk toe en slaat de haai met haar vuist op zijn neus.

Gelukkig is Luuk niet gewond.

Het wordt avond.

‘Laten we een vuurtje gaan maken,’ zegt Amani.

‘Eerst takjes zoeken,’ zegt Marilynn.

Als de kinderen genoeg takken hebben gevonden maken ze vuur met een vuursteen. Het wordt al snel lekker warm. Terwijl de zon ondergaat, roosteren ze vis boven een vuurtje. Een echte barbecue. Drinken hebben ze ook, want Guus heeft kokosnoten gevonden.

Yming maakt de kokosnoten kapot met een steen, en de kinderen kunnen allemaal uit hun eigen kokosnoot drinken.

Maar dan ineens klinkt vanuit het bos een woest gebrul.

Rooooaaaaaar!

Help! Een leeuw!

De kinderen laten het vuur in de steek en rennen weg. Maar de leeuw is veel sneller.

Maar wie komt daar aanvliegen door de lucht? Het is Superman!

Hij tilt de kinderen op en vliegt met ze naar Nederland. Hij brengt alle kinderen één voor één thuis.

Wat een avontuur…

Nieuws Geplaatst op 14 oktober 2019